Inspanning en ontspanning in Spanje
Terwijl we dit schrijven bevinden we ons in niemandsland en zien we door het raampje van onze kajuit het wiegende water van de Middellandse Zee. De ferry zet stevig koers richting Italië en we blikken met plezier terug op onze laatste tien dagen in Spanje.
Thuisgevoel in Mutxamel
Woensdagsochtend 22 februari kruipen we met een leuk vooruitzicht uit onze slaapzak. Onze bestemming vandaag is de nieuwe thuis van Arthur, een Zingemse klasgenootje van onze neef Jolan. Een schooljaar lang woont het gezin van Saar en Jo in de buurt van Alicante en dompelen ze zich onder in een ander leven en een nieuwe taal. Na onze aankomst duurt het nog geen vijf minuten of de kinderen zijn met elkaar aan het spelen alsof ze elkaar al jaren kennen. Een goeie vriend van het gezin is net ook op bezoek en we beleven allen samen een reuzegezellige avond.


’s Ochtends worden we nog eens bedorven met een heerlijk ontbijt en krijgen we onze kroost met moeite los van de o zo gemiste Jommekesstrips.
Jommekesspaans
Na één maand in Spanje breidt ons Jommekesspaans zich beetje bij beetje uit en kunnen we enkele volzinnen uitbrengen. Toch voelen we ons bij momenten hulpeloos en verveeld omwille van het feit dat we de Spaanse taal niet beheersen. Een snelcursus Portugees, Spaans, Italiaans, Pools en Zweeds kregen we er bij de reisvoorbereidingen helaas niet meer bij en al bij al trekken we ons meestal uit de slag. Maar toch vragen we ons soms af hoe anders of diepgaander de ontmoetingen zouden geweest zijn met een beter mondje Spaans.
Graag traag
‘Tranquilo’ is alvast een woord dat we hier snel begrepen hadden. Of het nu om de rij aan de winkelkassa gaat of de tijd die men neemt om te lunchen: de Spanjaarden doen het graag op het gemak. Ook het verkeer ervaarden we veel minder jachtig dan in België. In ons thuisland hebben we soms te maken met vloekende wielertoeristen als ze ons op een jaagpad voorbijsteken en even snelheid moeten minderen. Want o wee die trage fietskudde zou wel eens hun Stravastatisieken naar omlaag kunnen trekken. In Spanje vertragen de coureurs en nemen ze vaak tijd voor een babbeltje. Ook de auto’s vinden we hier doorgaans bijzonder hoffelijk en voorzichtig ten aanzien van fietsers. Al zal dat ook te maken hebben met de torenhoge boetes die hen bij een overtreding boven het hoofd hangen. Anderhalve meter afstand: een regel en mentaliteit die we maar wat graag zouden invoeren in ons thuisland.

Van de bergen naar de zee
“Hoeveel kilometer doen we ongeveer vandaag?”, vragen de kinderen donderdag 23 februari bij het opstaan. “We gokken een veertigtal, want daar is een mooie camping”. “En is het met veel klimmen?”, vragen ze benieuwd. “Een veertigtal”, is het weifelende antwoord. Op ons gemak en vol goeie moed duiken we vanuit Muxtamel de bergen in. De eerste tien kilometers over asfalt, tot het oude dorpje Busot, lopen vlot. Na de picknick klimmen we verder tot 1200 meter hoogte. We kronkelen langs een hobbelig paadje omhoog en er lijkt geen eind lijkt aan te komen. Elke berg blijkt bij nader inzien uit nieuwe bergen te bestaan, en die bergen en dalen ook weer uit andere bergen een dalen, een landschap waarin je precies opgesloten geraakt.


Het dorpje Torremanzanes brengt na veel zwoegen de verlossing en we zijn fier op onszelf. Al puffend heet de hoogzwangere gastvrouw Monica ons welkom op camping Buena Vista die ze samen met haar Britse man runt. Terwijl ze ons rondleidt, zegt ze dat ze al weeën heeft en waarschijnlijk elk moment naar het ziekenhuis in Alcoy moet vertrekken om te bevallen. Onze eigen vermoeidheid wordt meteen in perspectief geplaatst. We zetten onze tent op, sprokkelen hout voor het vuur en kijken na het avondeten naar de sterrenhemel. Op een andere fietstrekker uit Bilbao na zijn we de enige kampeergasten. De camping doet haar naam alle eer aan en we genieten van de toffe inrichting, het natuurschoon en de rust.

Vrijdag 24 februari starten we met ochtendgrijs en een pittige klim van drie kilometer, maar na de col Puerto de Benifallim dalen we langs veel haarspeldbochten en het textielstadje Cocentaina naar beneden. Voor de route van de namiddag komt gids Pieter een oude spoorlijn op het spoor: de Via Verde del Serpis. We trappen door een spectaculaire kloof met de rivier, watervalletjes en een ruig landschap om ons heen. De oude graanmolen en de verlaten treinstationnetjes herinneren aan de industriële glorie van weleer.


Wanneer de laatste heuvel ons uitgespuwd heeft belanden we in de vallei, plat als een vijf. De strook appartementsblokken aan de einder geeft de kustlijn en onze eindbestemming van vandaag aan. De camping in Miramar heeft geen tentplaatsen maar de eigenaar biedt ons voor dertig euro een bungalow aan. Tegen de ochtend is z’n bewondering voor de fietsende familie nog toegenomen en vraagt hij ons een luttele tien euro. Voor zo’n prijsje willen we wel nog in een muffe en doorrookte container slapen. Op zaterdag 25 februari zetten we langs badplaatsjes en rustige weggetjes onze route naar Valencia verder. We doorkruisen kilometers lang het natuurgebied Albufera met de uitgestrekte rijstvelden. Helaas geen frisgroen uitzicht, daarvoor zijn we hier te vroeg op het seizoen. Vogels en vogelspotters zien we wel bij de vleet.


We belanden in El Palmar en de terrassen van de bars en restaurants zitten overvol. Er hangt een mondain sfeertje dat ons aan Sint-Martens-Latem bij Gent doet denken. We sakkeren als de camping volzet blijkt te zijn. De volgende in El Saler is dat ook maar de eigenaar is zo vriendelijk om een achtergelegen hoekje grind aan onze tent te gunnen.
Stedelijk intermezzo
Tussen de vele fietsende zondagstoeristen rijden we de dag nadien Valencia binnen. Van verschillende vrienden en kennissen kregen we de stad aangeprezen. We besluiten dus wat langer halt te houden en huren een appartementje. Zeeën tijd om schoolwerk te doen, musea te bezoeken en de stad te verkennen. Toevallig strijken we er ook net neer bij openingsfeest van de Fallas, een traditioneel feest waarbij elke wijk een houten of piepschuimen beeld maakt dat op het eindfeest drie weken later verbrand wordt. Valencia is een stad naar onze goesting, waar oud en nieuw op een toffe manier samengaan. Statige en sierlijke oude gebouwen naast steegjes met street-art. Verder veel groen, lange fietsboulevards, gezellige pleintjes en markten. Een beetje als Gent, maar dan groter en onder een immer warme zon.


In Valencia spelen we ook van reisbureautje en plannen we het volgende hoofdstuk van onze reis. Donderdagavond 2 maart nemen we met ons hebben en houden de trein naar Barcelona, waar we rond middernacht arriveren. Op vrijdag 3 maart bezoeken we Gaudi’s meesterwerk Casa Balltó, een aanrader!


Zeeziek
Het blijft bij een blitsbezoek aan de Catalaanse hoofdstad want om 1 uur ’s nachts vertrekt onze ferry naar Civitavecchia. Mooi op tijd checken we in, maar bij Grimaldi Lines komen fietsers letterlijk en figuurlijk op de laatste plaats dus we moeten wachten op de kade. We trotseren flink de koude en aanschouwen de rijen foeterende autochauffeurs en de gigantische chaos van het inschepen. “Welcome, you’re in Italia!” roept een Italiaanse camionchauffeur ons knipogend toe. Om 2 uur liggen we eindelijk in onze kajuit maar we vatten niet meteen de slaap. Zeeziek? De tol van het getsjol, de deining van de boot, of de gedachte aan minder fortuinlijke bootvluchtelingen hier op diezelfde Middellandse Zee? Het woord ‘reisgêne’, bestaat dat?
