Pittige pelgrimswegen
Alweer tien dagen achter de rug sinds ons vorige verslagje, tempus fugit! We bezochten Rome en waren na zeven fikse fietsdagen even aan het einde van ons Latijn. In Siena nemen we tijd om uit te rusten en terug te blikken.
Brood en spelen in Rome
Zondag 5 maart brengt de trein ons vlotjes vanuit havenstadje Civitavecchia naar treinstation San Pietro in Rome. Voor we het goed en wel beseffen staan we te blinken op het Sint-Pietersplein in Vaticaanstad. Met de pauselijke zegen fietsen we gezapig naar de camping aan de rand van de stad.

‘s Avonds weergalmen de supportersliederen van de match AS Roma-Juventus vanuit het nabijgelegen voetbalstadion. De thuisploeg wint en met een eindeloos getoeter en gejoel op de achtergrond vallen we in slaap. Maandag en dinsdag blijven we nog even in Rome plakken. In de voormiddag taal en rekenen uit de schoolboeken op het programma, in de namiddag stadsklassen met één hoofdthema: de Romeinse tijd. Na een bezoek aan het Domus Romane, het Colosseum en het Palatino oppert Wies dat hij later archeoloog wil worden. Minne ziet zich restauratrice worden. Maar ze willen niet voor hetzelfde bedrijf werken, voegen ze er stellig aan toe. Allerhande toekomstdromen worden hier op reis gedeeld en besproken, leuk is dat.


Langs Romeinse wegen en dorpjes vol historie
Met veel goesting stappen we woensdag 8 maart op onze trouwe tweewielers en rijden we langs de Tiber de stad uit. Na tien lustige kilometers op het fiestpad langs de rivier, komen we in het helse Italiaanse autoverkeer terecht. Alle drukke wegen leiden naar Rome, lijkt het wel. De kinderen laten het niet aan hun hart komen en letten vooral op de andere automerken. Ze zijn helemaal wild van de triporteurs en de kleine oude Fiatjes. We zijn het er unaniem over eens: dat is nu eens een auto op maat van ons Mira!

Hoe verder verwijderd van de Italiaanse hoofdstad, hoe rustiger het verkeer. We volgen grotendeels de Via Francigena, een pelgrimsroute van Canterburry tot Rome. In de namiddag doemt het fascinerende Calcata voor ons op, een dorpje dat vergroeid lijkt te zijn met het rotsplateau van waaruit het oprijst. De huizen wortelen in een natuurlijke ondergrond van tufsteen, de steensoort die bestaat uit aan elkaar gekitte vulkanische as. Overnachten doen we even verder in het dorpje Mazzano Romano. Ook onze smaakpapillen prijzen zich gelukkig dat ze in Italië vertoeven. De lokale kruideniersvrouw prijst haar zelfgemaakte porchetta aan en we hebben geen spijt van onze aankoop: het gekruide varkensvlees smelt op onze tong.

De dagen nadien loopt de route langs nog meer dorpjes boordevol geschiedenis. Donderdag 9 maart is Soriano nel Cimino de eindbestemming, een middeleeuws dorpje met een kasteel bovenop de heuvel. We klimmen gestaag omhoog en trotseren de vele steile hellingen. Hoe zou je ‘kuitenbijter’ in het Italiaans vertalen, vragen we ons al puffend en lachend af. In de vooravond slenteren we rond in de fotogenieke steegjes van het dorp. Elke huisgevel is versierd met kleurrijke bloempotten en de ‘profferli’ of buitentrappen leiden naar de balkons. De schattige poes die ons de hele tijd volgt maakt de beleving helemaal af.


Bidden voor een slaapplek, baden in geluk
Vrijdag 10 maart opnieuw veel ‘waauws’ en ‘whoows’ bij het passeren van dorpjes als Vitorchiano en Montepulciano. Het landschap is lieflijk, de dorpjes charmant en het eten verrukkelijk. Een wonderlijk trio dat veel toeristen trekt. Dat merken we ook aan de prijzen voor overnachtingsplekken. Bij gebrek aan campings zoeken we redding bij de ‘ospitalità religiosi’ langs de pelgrimsweg. Aangekomen in Bolsena bellen we aan bij de ‘Suore del Santissimo Sacramento’. Tegen een zacht prijsje krijgen we vijf bedden en de kloosterkeuken aangeboden. De bezetting van het convent is in één klap verdrievoudigd, want zuster Theresa en zuster Rita zijn de enige bewoners van het immense gebouw.


De volgende dag start in de miezerregen en per vergissing slaan we even na Bolsena het paadje voor wandelaars en mountainbikers in. Natgeregend en moe picknicken we in een bar in Acquapendente. Tijdens de klim naar Trevinano warmen we opnieuw snel op en in San Casciano del Bagni volgt de ultieme verwennerij: samen baden in de warmwaterbron.


Terwijl onze tuin thuis op een sneeuwtapijtje getrakteerd wordt, barst hier in Toscane de lente los. We krijgen af en toe een maartse bui te verduren maar we worden het met alle zintuigen gewaar: daar is de lente.
Onze Strade Bianchi richting Siena
De zondagen op onze reis zijn bijna altijd zonovergoten en dat is ook 12 maart het geval. We fietsen door de frisgroene heuvels en zien een hele dag lang Radicofani als baken in het landschap. En hier geen lelijke huizen als lintbebouwing maar rijtjes schone cipressen. Om de haverklap passeren we een ‘agriturismo’ maar de kinderen willen nog eens op een échte boerderij kamperen dus we fietsen richting Podare Il Casale in Montecchiello, een bioboerderij in 1991 door twee Zwitsers opgestart. ‘s Ochtends zijn Minne, Wies en Mira zoals de échte boeren wakker bij het krieken van de dag en kunnen ze de pasgeboren lammetjes bewonderen.


Na het mooie stadje Pienza – wederom erkend als werelderfgoed – rijden we maandagnamiddag de gravelbaantjes in. We volgen stukken van de bewegwijzerde ‘L’Eroica’, de route die aan het bekende fietsevenement gelinkt is. ‘Mama mia’ roepen passanten ons toe als ze ons met de zwaar bepakte fietsen de loeisteile klimmetjes zien doen.


We hebben het benedictijnenklooster van Monte Oliveto op het oog als slaapplek. ‘“Alle gasten die naar het klooster komen, moeten worden verwelkomd als Christus zelf” (Regel van Sint-Benedictus hoofdstuk 53)’ staat veelbelovend op de website. Eenmaal aangekomen blijkt hun Casa Ospita gesloten te zijn. Troppo freddo, te koud. We proberen hen op andere gedachten te brengen en geven aan dat ook een plaatsje voor onze tent volstaat, maar ze verwijzen ons door naar het peperdure hotel één kilometer verderop. We vervloeken de onbarmhartige monniken en Hilde broedt al op een kwade mail naar de abt. Wanneer we in de schemer in Buonconvento arriveren brengt God of het lot dan toch verlossing. Bij het eerste het beste huis waar we aankloppen is het al raak. Alberto is zijn huis aan het verbouwen tot een vakantiewoning en biedt ons met veel plezier een gratis slaapplek aan. We vegen het stof van de bouwwerf en het zweet van onze Strade Bianche van onze huid en kruipen dankbaar in onze slaapzak. Het pelgrimsleven bevalt ons wel.
