Minne en meren
In het Zweedse gehuchtje Minne bereikten we het einddoel en het noordelijkste punt van onze fietsreis. Minne is blijkbaar ook het Zweedse woord voor ‘geheugen’. Hopelijk herinneren we ons nog lang de belevenissen die we de afgelopen twee weken bij elkaar sprokkelden, hier in de Zweedse bossen. Al fietsend op onze trouwe tweewielers, al zittend aan het kampvuur, al zwemmend in de ijskoude meren.
Bossen en boerderijen in Hälsingland
Maandag 29 mei verloopt als een klassieke reisdag: opstaan, fietstassen inpakken en tent opruimen, fietsen, picknicken, fietsen, fietstassen uitpakken en tent opzetten, slapen. De zelfredzaamheid van de kinderen is in die mate gevorderd dat ze ‘s avonds op de camping in Rengsjö zelf het menu samenstellen, naar de winkel gaan en koken. De nacht verloopt iets minder rustig want een wind van 6 à 7 Beaufort doet ons tentzeil gevaarlijk hard wapperen. De kinderen slapen er doorheen als marmotten. Hilde en Pieter kruipen naar buiten en spannen voor de zekerheid de stormkoordjes van de tipitent op.
De dag nadien trotseren we de stevige wind op de fiets. Veel babbelen zit er niet in want we verstaan elkaar gewoonweg niet. ‘We zouden zo oortjes moeten hebben om met elkaar te praten, zoals in de koers’, bedenkt Wies. De stille fietsdag wordt even onderbroken door de luidruchtige weefgetouwen van Växbo Lin. Het bedrijfje is in 1989 opgericht om de historische linnenproductie van Hälsingland nieuw leven in te blazen. Een sympathieke plek, met een charmante fabriekswinkel! Hilde en de bezielers van de plek raken niet snel uitgebabbeld over de textielgeschiedenis.


Behalve met vlas hielden de boeren van Hälsingland zich ook bezig met veeteelt en bosbouw. Om hun rijkdom te etaleren bouwden ze indrukwekkende boerderijen met rijkversierde kamers. Vandaag zijn enkele van die statige houten boerderijen of ‘Hälsingegårdar’ erkend als werelderfgoed. Woensdag 31 mei houden we halt in Stenegård, waar de boerderij een ambachtelijke bakkerij, cultureel centrum en winkel herbergt. Jammer dat we in onze volgepropte fietstassen geen plaats meer hebben voor souvenirs.

Huttengeluk
Geef ons dus maar de souvenirs van niet-materiële aard. Aan de idyllische kampeerplekken en gezellige hutten houden we alleszins warme herinneringen over. Hier in Zweden maken we dankbaar gebruik van het ‘Allemandsrätten’: vrije toegang tot de natuur, op voorwaarde dat je niets vernielt of verstoort. We belanden op godverlaten plekjes midden in de wildernis en stoten op fantastische hutten. De ene keer is dat een gezellig ingerichte hut beheerd door de lokale heemkundige kring. We vinden er alles wat onze hartje blij maakt: een houtstoof, stapelbedden en een vaasje verse veldbloemen op de eettafel. De andere keer is het een simpele shelter, maar zijn we al blij dat we kunnen schuilen voor de wind.


Moedig naar Minne
Ook donderdag 1 en vrijdag 2 juni is het beuken tegen de wind als we via Kårböle naar Minne fietsen. Onze eerstgeborene heeft haar stal geroken en trekt dapper de kop. We trappen urenlang op gravelbaantjes door de bossen en langs glinsterende meren, zonder een auto of een levende ziel tegen te komen. Vrijdagnamiddag is dan eindelijk zover: we bereiken het gehuchtje Minne. Niet meer dan een meer met drie huizen, maar we zijn fier en uitgelaten dat het ons allemaal gelukt is. Ditmaal hebben we geen afspraak met de burgemeester zoals in Wies en Mira. Dat is helemaal naar de zin van Minne, die niet zo graag in de spotlights staat. Op het hoge plaatsnaambord klimmen is wel haar ding. We sluiten de dag oergezellig af in Flor, waar de visclub ons laat slapen in hun achthoekige houten hut met grill- en vuurplaats.


In de ban van de beer
We zijn met nog een andere ambitie naar Zweden getrokken: wild spotten! Herten, vossen en eekhoorns tellen niet mee. Wij willen beren en elanden zien! Dat ze er echt zijn, wordt ons bevestigd door twee wetenschappers die we ontmoeten wanneer we voor drinkwater aanbellen bij een lukraak huis. We zijn aan het juiste adres bij de twee vrouwen van de Noorse universiteit van Trondheim. Ze onderzoeken de eet- en leefgewoontes van bruine beren, die in totaal met z’n 3000 in de bossen van Hälsingland leven. ‘En ja, ook elanden krijgen jullie waarschijnlijk wel te zien!’, beloven ze ons bij het uitzwaaien.
We spitsen onze oren en turen door het dichtbeboste groen, op zoek naar een glimp van een wild dier. Het wordt een gezamenlijke obsessie en soms lijkt het als een levensecht ‘Waar is wally’-zoekboek, maar dan in het groen en bruin. Ontelbare keren wordt er onnodig gestopt, en blijkt de beer een bemoste rots of het eland een grote takkenhoop te zijn. Na het avondeten trekken we met wildernisgids Pieter de bossen in. Aan voetsporen en uitwerpselen van wild geen gebrek. Maar na een week hebben we nog altijd geen levende lynx, beer of eland gezien. Aan het kampvuur moppert Hilde hoe onvoorstelbaar en frustrerend ze dat wel vindt. ‘Ge kunt niet altijd alles willen hé moeke’, relativeert nuchtere Minne. En ze zet al giechelend een opgedroogde elandenkak op haar hoofd.

Nationale drinkdag
Zaterdagavond 3 juni bereiken we Los, een dorpje in niemandsland. Na zes fietsdagen op rij houden we er een rusttweedaagse. Dinsdag wordt de Nationale Feestdag gevierd en veel Zweden nemen een verlengd weekend. Zo ook de twee broers met wie we als enige de camping delen, lieve gasten die de kinderen Zweedse zinnetjes leren. En Pieter krijgt zomaar een gereedschapskistje van Bahco cadeau, het bedrijf waar één van hen werkt. Mattias en Frederik blijken ook drinkebroers, want ze drinken wodka-cola’s aan de lopende band. En als Pieter vraagt om geen wodka in z’n halve liter bier te doen, bulderen ze van het lachen omdat hij ‘gay beer’ drinkt. Wanneer ze ‘s avonds ver boven hun theewater zijn, is hun lach verdwenen en komen de trieste levensverhalen naar boven. De volgende ochtend nemen de broers een beetje beschaamd en met een houten kop afscheid.
Hout en koper
Hout hebben we hier de afgelopen weken en masse gezien. We fietsen langs kaalgekapte bossen en horen de daverende machines. Volgeladen opleggers met hout kruisen onze weg. ‘Wat de olie is voor Noorwegen, is het hout en de bosbouw voor Zweden’, vertelt de campingbaas in Furudal ons. De Zweden zijn ook gespecialiseerd in vernuftige en hoogtechnologische houtkapmachines. Die hadden we onderweg ook al gezien: reusachtige machines met rupsbanden, die het hout optillen en verplaatsen. Mikado met meterslange boomstammen. Werk dat vroeger door duizenden houtkappers met de hand en de slee werd gedaan.

Over de barre werkomstandigheden in vroegere tijden leren we ook bij in de mijnmusea. In Los bezoeken we een oude kobaltmijn met een klein, schattig museum. De kopermijn van Falun is veel groter en draagt het UNESCO-label. De typische kleur of ‘Faluröd’ die de Zweedse gebouwen en huizen kenmerkt, vindt ook zo’n oorsprong in die mijn. Het rode pigment werd uit afvalerts gewonnen. Zaterdag 10 juni trekken we op onze rustdag naar de site en gaan we met een gids ondergronds. Minne en Wies kunnen bijna niet geloven dat kinderen van hun leeftijd ook al in die donkere, rokerige, smalle gangen moesten werken. En dat dat vandaag nog altijd gebeurt, zo leerden ze op school. ‘Moet ik nu een fairphone kopen?’ vraagt Minne zich op de terugweg naar ons Warmshower-gastgezin af. Moeilijke ethische kwesties, die ze vergeet eens ze samen met de drie meisjes des huizes op de trampoline springt.


En ze spelen nog lang en gelukkig
‘Zie ze weer bezig’, zeggen Pieter en Hilde regelmatig, met een vertederde blik op de kinderen. Ongelooflijk hoe ze zich amuseren zonder één stuk speelgoed. Af en toe zijn we Wies en Mira letterlijk en figuurlijk kwijt: gevlucht in hun fantasierijke, zorgeloze wereld. Aan het spelen met dennenappels, takjes of prullen die ze ergens vinden. En onze twaalfjarige Minne zit op de wip: soms doet ze onnozel mee, andere keren zit ze liever bij de grote mensen, om mee te babbelen en mee te plannen.


Zwetend zweden
Wat we niet gepland hebben maar ongelooflijk veel chance mee hebben, is het weer. Al drie weken in Zweden, al drie weken geen druppel regen. Toen we eind mei in Stockholm arriveerden lag er in Midden- en Noord-Zweden nog een dik pak sneeuw. De sneeuwscooters staan nog op de opritten en hier en daar zien we restjes strooizout. Op twee weken tijd is het weer volledig omgeslagen, dus geen sneeuw, regen of koude voor ons fietsgezelschap. Onder bloedhete temperaturen leggen we de laatste fietsweek af. Aan het meer van Ramsjon beleven we dinsdag 14 juni nog een laatste topavond in de volle natuur. We halen al herinneringen op aan kleine en grote reisbelevenissen, springen nog een laatste keer in het ijskoude meer en kunnen amper geloven dat ons fietsavontuur er bijna op zit.
